Het dal van de Aa


Het gebied dat we tegenwoordig kennen als de Kop van Overijssel is feitelijk de vallei van de Aa, specifieker de Steenwijker Aa. De aanduiding Aa voor een waterloop komen we veelvuldig tegen in het Germaanse taalgebied. In het Fries ook als Ee, Ie en IJ (denk aan het Amsterdamse IJ).
Zoals zoveel riviertjes in ons land is de Aa ooit ontstaan bij het afsmelten van de enorme gletsjers en ijsmassa's na de ijstijden. De Tjonger en de Linde zijn in dezelfde tijd ontstaan en ooit waren dit allemaal zijriviertjes van de Vecht en de Rijn. De Noordzee lag toen nog grotendeels droog en deze oer-Rijn mondde uit ver ten noorden van ons land nadat ook de Theems zich hier nog had bijgevoegd.
Met het stijgen van de zeespiegel werd het voor deze rivieren steeds moeilijker hun water op zee te lozen. Het land achter de aaneengesloten duinenrij werd alsmaar natter en veengroei (vooral veenmos) vond op grote schaal plaats.
In de vallei van de Aa ontstonden twee grote veenkoepels op de plekken die we tegenwoordig kennen als de Weerribben en de Wieden. Bij Blokzijl zijn de veenlagen ooit tot 6 meter dik geweest!
Dit hoogveen strekte zich over het overgrote deel van ons land uit en was erg kwetsbaar en bij het stijgende zeewater (waarbij doorbraken ontstonden in de duinenrij) zijn in de loop der tijden enorme stukken door de zee opgeruimd.
Het kleine meertje het "Almere" kon zo uitgroeien tot de Zuiderzee - het hele gebied tussen Stavoren en Enkhuizen ging verloren. De bewoners in dit gebied zijn voor een belangrijke deel in de vallei van de Aa terechtgekomen en vermoedelijk staan deze kolonisten aan de wortels van het ontstaan van dorpjes als Muggenbeet en Nederland.

De kerckendijc van Vollenhoe
Pas rond 1300 is men in deze omgeving begonnen met het aanleggen van een zeedijk. Die liep van Vollenhove naar Kuinre: de "kerckendijc van Vollehoe". Behalve als waterkering gaf de dijk ook een uitstekende mogelijkheid om met droge voeten Friesland te bereiken. De andere route - via Steenwijk - was alleen in de zomer goed te gebruiken. En de dijk maakte het kerkgangers uit deze gebieden gemakkelijker om de kerk in Vollenhove te bezoeken, vandaar de naam.
De dijk moest op twee plaatsen ruimte geven aan het water van de Aa en van het Zuider Diep. Op deze twee plaatsen werden zijlen in de dijk aangelegd, die zorgden dat het rivierwater in de Zuiderzee geloosd kon worden zonder dat bij vloed het zeewater terugstroomde in de rivier.

De Baerlensiele
Op de plek waar de Aa uitmondde kwam de "Baerlensiele", zie bij [1]:
Bij dood tij konden schepen deze zijl passeren. Bij hoog water of ongunstige wind moest er gewacht worden.
Geen wonder dat op deze plek een nederzetting ontstond: Baarlo. Hier kon de lading vanuit de kleine scheepjes overgeladen worden op de grotere schepen die de Zuiderzee konden bevaren. Het was ook een goede locatie voor een kapel, via water en de zeedijk goed bereikbaar voor de mensen uit de omgeving. De tegenwoordige weg door het gehucht volgt nog de oude rivierloop van de Aa. De Aa was een kronkelige rivier die moeilijk te bezeilen was en alleen in de winter goed bevaarbaar vanwege de waterstanden. Maar voor de stad Steenwijk was de Aa van groot belang. Balstenen (of kinderkopjes) uit de stuwwal van Steenwijk waren van oudsher een belangrijk handelsprodukt van Steenwijk. We vinden ze overal rond de Zuiderzee, maar ze liggen bijvoorbeeld ook op de Noorderkaai in Blokzijl:

Grooten Zijl
Waar het Zuider Diep in zee uitmondde bouwde men ook een zijl die bekend staat als de "Grooten zijl ende dat zijldiep". Van scheepvaart was hier geen sprake, en deze zijl is niet meer geweest dan een klep in de dijk. Zie hierboven bij [2].
De "Barenzijle" (ook "Kuijpersluijsje" genoemd) werd al spoedig te klein en men bouwde rond 1380 een grotere zijl ten noorden van Baarlo met de toepasselijke naam "Groote Zijl". Er werd meteen een flink stuk van de Aa afgesneden. Ongetwijfeld is dit een echte sluis geweest waarin schepen geschut konden worden en niet meer hoefden te wachten op dood tij, zie [3].

De Steenwijker Aa
Zelfs met kleine vaartuigen kostte het veel moeite om de smalle, kronkelige en ondiepe Steenwijker Aa te bevaren. Omdat het riviertje niet geschikt was voor grotere schepen moest alles worden overgeladen in Baarlo. Met het toenemen van het  handelsverkeer werd de Steenwijker Aa steeds meer als een hindernis voor scheepvaart en handel ervaren. Dikwijls kon er alleen maar 's winters worden gevaren, omdat er dan voldoende water stond. Voortdurend klaagde men over de vele bochten en ondiepten. Hier en daar werden bochten rechtgetrokken en met sluisjes (verlaten) probeerde men de waterstanden te verhogen, om zodoende meer vaardiepte te verkrijgen.
Een enorme verkorting van de vaarweg werd verkregen door bij Muggenbeet een doorgang te graven naar het Giethoornse Meer, zie hieronder bij [4].
Het is onduidelijk of het Noorder Diep toen ook gegraven is, of dat het al aanwezig was. Bronnen spreken elkaar wat dat betreft tegen.
Belangrijk gevolg van deze nieuwe route was wel dat er nu een nieuwe zijl gebouwd moest worden, de Steenwijker Zijl, zie [5]. Dit is rond 1438 gebeurd, en hiermee werd de kiem gelegd voor het ontstaan van het latere Blokzijl. Blokzijl fungeerde als een voorhaventje van Steenwijk. Het leverde veel bedrijvigheid op en niet voor niets werd de nederzetting in eerste instantie Steenwijker Blokzijl genoemd.
Op kaarten zien we het Noorder Diep en het Zuider Diep altijd nét voor Blokzijl samenkomen, om in de stad meteen weer uiteen te splitsen. Ik ben er niet zo zeker van of dit oorspronkelijk ook zo was. Het lijkt mij logischer dat het Noorder Diep uitkwam bij de Steenwijker Zijl, en het Zuider Diep bij de Vollenhoofse Zijl.
Rond 1550 is er vanuit Muggenbeet een nieuw kanaal gegraven dat uitmondt in het Noorder Diep: het Moddergat (zie [6]). Inmiddels was de turf een belangrijke inkomstenbron geworden; vanuit Muggenbeet groef men een nieuw kanaal richting Kalenberg voor de afvoer van turf en water: de Wetering.
Vanuit het zuiden is een nieuw kanaal gegraven vanuit Zwartsluis tot in het Giethoornse Meer, de Aremberger Gracht (zie [7]).

De Nieuwe Vaart
Maar de situatie was nog verre van ideaal. In 1626 werd dan ook op kosten van de Stad Steenwijk begonnen met de aanleg van de Nieuwe Vaart of het Nieuwe Diep tussen Steenwijk en Muggenbeet, een afstand van 10 kilometer. Dit kanaal, zie [11], dat later de naam Steenwijkerdiep kreeg, kwam in 1632 gereed en maakte het mogelijk vanuit Steenwijk met schepen te varen waarmee men ook de Zuiderzee kon oversteken. Daarmee was het overladen van schepen in Blokzijl niet meer nodig. In Steenwijk was het Diep aan weerszijden voorzien van een houten beschoeiing, om het laden en lossen van de schepen te vergemakkelijken.
Op de zuidelijke oever lag een jaag of lijnpad. Omdat het kanaal precies naar het zuidwesten liep, was het nog steeds moeilijk bezeilbaar. Er moest veel gejaagd worden.
De Vollenhoofse Zijl is nu ook uitgebouwd tot een volledige schutsluis, zie [10]). Daarmee beschikt Blokzijl dus over twee gelijkwaardige sluizen, waarvan de ene in beheer is bij de stad Steenwijk, en de andere bij Vollenhove. Dit levert veel onenigheid en strijd op die pas rond 1640 wordt opgelost.
Aan het water dat vanuit Muggenbeet noordwaarts loopt is inmiddels de plaats Wetering ontstaan, zie [9]). Het nieuwe kanaal mondt in dit water uit en het stuk naar Muggenbeet zal ongetwijfeld verbreed zijn. Ook de doorsteek van Muggenbeet naar het Giethoornse Meer wordt in ere hersteld: de Riete, zie [8]).

Het restant van de Aa is niet gedempt maar heeft hooguit nog een afwaterende functie gehad. De uitmonding bij Muggenbeet wordt verlegd; bij Kikkerij komt een doorsteek naar het Giethoornse Meer, niet op de kaart aangegeven. In de loop der tijden is de Aa helemaal uit het landschap verdwenen. Maar zoals gezegd: als je nog iets van de Aa wilt zien moet je naar Baarlo waar de kromme weg nog precies het oude traject van de Aa volgt.
Mooi te zien is dat de verkaveling haar oorsprong heeft vanuit de weg met aan de rechterkant een uitwaaierend patroon. Dit is een structuur die rond 1300 is ontstaan bij het ontginnen van dit hoogveengebied met de Aa als ontginningsas.


Opmerkingen? Foutje gevonden?   Opmerkingen?
Meld het via het reactieformulier!

    vorige    volgende 

Steenwijk is voor de ontwikkeling van de Kop van Overijssel van groot belang geweest; veel meer dan bv. Vollenhove of Giethoorn. De stad wenste een goede verbinding met de zee en heeft veel moeite gedaan om deze door de eeuwen heen alsmaar te verbeteren. Dit had grote gevolgen voor o.m. Blokzijl. Voor deze bijdrage heb ik meerdere bronnen geraadpleegd, met name 'Tussen Steenwijk en Blokzijl' van Jaap Houwer en 'Het Land van Vollenhove. Een historisch-geografische studie van het Noordwest-Overijsselse kultuurlandschap' van Jochem Kroes en Teunis Hol.



Familieverhalen


Streekgeschiedenis


Wetenswaardigheden


Film & Video