Joost de Ruiter eerste opzichter Veenpolder


 
Uit de krant "De Stellingwerver" komt het volgende artikel, dat ik kreeg opgestuurd door Ali Douma. Het artikel is geschreven door Fokke Middendorp, een onlangs overleden kenner van de Grote Veenpolder van Weststellingwerf.
De familie de Ruiter blijkt een grote rol te hebben gespeeld bij het tot stand komen van deze polder.


WOLVEGA - Er moet even iets recht gezet worden. Vorige week heb ik geschreven, dat onze vriend Anne Piers Fabriek, de timmerman/molenmaker uit Oldetrijne, opzichter is geweest in de Grote Veenpolder van Weststellingwerf en dat is niet juist, althans niet in die eerste jaren. Het was Joost Dirks de Ruiter, die op 3 december 1856 officieel als opzichter is benoemd; maar daarvoor al vanaf 1849, het jaar dat het octrooi voor de Veenpolder is verleend, als 'tijdelijk' opzichter in de polder werkzaam was.

Dat vraagt wel om een verklaring, want 'blikstiender nog an toe' de familie De Ruiter was niet de eerste de beste in die natte gemeenschap. Haar positie komt het beste naar voren uit de enkele jaren geleden verschenen Kadastrale Atlas van Friesland van 1832 waarvan de atlas van de gemeente Weststellingwerf in 1989 is uitgegeven door de Fryske Akademy.
In deel 2 van deze uitgave (Weststellingwerf ten noorden van de Linde), vinden wij daarin twee verveners onder de naam De Ruiter, nl. Joost Wiechers de Ruiter in Spanga, die als landbouwer te boek staat, en Dirk Wiechers de Ruiter, die wij in Nijetrijne vinden als veenbaas.
Het zijn broers, die beide in het laatst van de 18e eeuw in Muggebeet, een gehucht nabij Blokzijl, zijn geboren. Joost Wiechers de Ruiter (de jongste, geboren in 1791) heeft in Spanga meer dan 100 eigendommen.
Dirk Wiechers heeft minder en de meeste percelen zijn tevens van 'mede eigenaren'. Beide zijn zonen van Wieger Alberts de Ruiter en Geertje Joosten Kluitenberg.
Zie voor  een overzicht van deze bezittingen mijn artikel De Veenbazen - JR

Opzichter Het moet de in 1813 geboren zoon Joost, van Dirk de Ruiter zijn geweest die in 1847 tijdelijk opzichter en in 1856 de door Gedeputeerde Staten benoemde opzichter was. Hij werd in 1867 tot lid van het polderbestuur gekozen.
Het heeft mij altijd al verbaasd, dat niemand van deze zeer rijke en invloedrijke familie de hand zou hebben gehad in de oprichting van de Veenpolder, maar dat blijkt nu dus wel degelijk het geval te zijn geweest.
Welke rol zij daarbij hebben gespeeld, valt niet meer na te gaan, maar het was in dit geval een belangrijke.
Wij weten dat er tussen 1823 en 1850 altijd strijd is geweest tussen de veenbazen en het polderbestuur. Voornamelijk ging dat om de betaling van het slikgeld, waarbij de verveners haast altijd op grote achterstand stonden.

Handhaving orde In 1850 kwam het zelfs zover, dat er een compagnie infanterie naar de Veenpolder werd gestuurd om de orde te handhaven. Het zou interessant zijn om te weten welke rol de bovengenoemde Joost de Ruiter als tijdelijke opzichter daarbij heeft gespeeld.
In de polders was de opzichter altijd een persoon van gewicht.
Hij wist van de hoed en de rand en was mede daardoor een vraagbaak voor elke bestuurder. Weten zullen wij het waarschijn lijk nooit. Het verlies van het archief en de tijd hebben daarvoor te grote gaten geslagen. Zeker is, dat De Ruiter twintig jaar deze betrekking heeft bekleed en dat hij daarna in het bestuur van de polder is gekozen door Gedeputeerde Staten, op voordracht van de ingelanden.

Bestek Nu was echter bij de bouw van de eerste sluizen in de polder het gebrek aan technische scholing van de opzichter al gebleken. Men had toen de meester-timmerman A. Dekker uit Oldemarkt een bestek en tekening moeten laten maken omdat Joost de Ruiter hiertoe niet in staat was.
In de notulen is opgenomen, dat Dekker in begin 1851 al weer bedankt werd. 'Verder kan De Ruiter het zelf wel weer doen,' staat er geschreven. Daar stond echter wat anders  tegenover en dat was ongetwijfeld het verstand, dat de opzichter had van de bodemgesteldheid en van de manier, waarop gewerkt moest worden in de polder. Over baggerwerk en dijkbouw behoefde geen mens hem wat te vertellen en dat was het waarmee in de polder moest worden begonnen. Grote technische eisen werden er dan in de eerste jaren ook niet aan hem gesteld.
De baggelaar Zwolsman uit Kuinre was ook een kei in zijn vak en heeft dat elders in Friesland en Overijssel ook wel bewezen. Daar kon dus weinig bij mislopen.

Schutsluizen Bij de bouw van de schutsluizen kreeg de opzichter hulp van Dekker uit Oldemarkt. Dat was door het bestuur knap geregeld, maar in 1855 lag er het plan van.....

en hier houdt het artikel op!  Wie heeft het vervolg?




Opmerkingen? Foutje gevonden?   Opmerkingen?
Meld het via het reactieformulier!