De brief [1]


 
Mijn grootmoeder Trijntje MEIJER is als jonge vrouw een jaar in Chicago bij haar oom geweest. Ze wilde daar blijven om met een neef te trouwen maar haar moeder schreef een brief waarin ze haar vroeg om terug te komen omdat de situatie thuis heel moeilijk was.

Op basis van die gegevens heb ik in het kader van een cursus "creatief schrijven" een kort verhaal geschreven, dat ik op 15 december 2006 heb voorgelezen op een afsluitende voorleesavond in het buurtcentrum.


● Bezoek
De hele zondagmiddag hadden ze in hun beste kleren op hem gewacht, de oom uit Amerika. Het telegram waarin hij zijn komst aankondigde lag opengevouwen op de tafel - haar vader had er bij het openmaken gisteren grote zwarte vegen op achtergelaten.
Trijntje schoof ongedurig op haar stoel heen en weer. Ze was opgewonden door het aanstaande bezoek. Nu zou het erop aankomen. Zou ze het durven zeggen?
Haar blik werd voortdurend getrokken door haar vaders zwarte smidshanden en hoe die afstaken tegen het witte hemd dat hij zojuist schoon had aangetrokken. Vóór hem op tafel stond, zoals steeds vaker de laatste tijd, de jeneverfles.
Haar moeder, Hinke, gooide zo nu en dan een paar turven in de loeiende kachel, zodat het in de kleine huiskamer behaaglijk warm was. Daarna liep ze weer bezorgd naar het venster en probeerde door de beslagen ruit te kijken of haar broer al over de dijk aan kwam lopen. Vanaf de tramhalte in Gorredijk, het dorp verderop, was het nog ruim een half uur lopen naar hun huis hier in de Klidze, een buurtschap van armoedige arbeidershuisjes gelegen in een uitgestrekte veenpolder.
Het begon al wat te schemeren en de mist trok verder dicht. Trijntje huiverde : aan mist had ze een grote hekel. Het maakte haar kleine wereld nóg kleiner en benauwder. Moeder draaide zich plotseling om en haar gezicht straalde. 'Ik zie 'em! Trijntje, zet gauw theewater op!'
'Die man heeft een borrel nodig, geen ouwe wijventhee!' En haar vader was al opgestaan om een extra glaasje te halen.

En nu zat oom Reinder daar in de mooie stoel, die voor de gelegenheid dicht bij de kachel was geschoven. Hij was doornat aangekomen - een dichte motregen had de wandeling uiterst onaangenaam gemaakt. Trijntje had hem bij binnenkomst bijna niet herkend van de foto die op het harmonium stond - daar lachte een jonge man met een wilde bos haar naar de fotograaf. Naast haar oom op de foto stond een tengere vrouw met grote, weemoedige ogen. Zij was vorig jaar gestorven, van heimwee zei men, maar Trijntje kon zich dat niet voorstellen. Heimwee? Naar dit land vol armoedzaaiers? Naar deze kale vlakte van turf en uitgeveende plassen?
Tegenover haar zat nu een ietwat gezette, middelbare man met een beginnende kaalheid. Wel zag ze ogenblikkelijk de gelijkenis met haar moeder : broer en zuster hadden dezelfde strakke mond - een voortdurend misprijzen van alles wat hun ogen zagen.
Na de eerste hartelijke begroetingen was er een ongemakkelijke stilte in de kamer gekomen. De mannen dronken van hun jenever en staarden afwezig naar de rode gloed die door de mica-glaasjes van de kachel flakkerde. Trijntje schonk haar moeder en zichzelf nog maar eens een kopje thee in.
Uiteindelijk begon Reinder zelf zijn relaas. Hij sprak over hoe het was om in Amerika te wonen en over Chicago, waar hij een schildersbedrijf was begonnen. Over de lange reis die hij achter de rug had. Haar ouders leken min of meer plichtmatig naar hem te luisteren. Haar vader keek voortdurend naar de Friese staartklok, alsof de tijd hem niet snel genoeg kon gaan. Haar moeder roerde vol aandacht in haar thee; ze leek in haar kopje allerlei interessante verschijnselen waar te nemen.
Maar Trijntje luisterde vol aandacht naar de verhalen van haar oom en haar opwinding nam alsmaar toe.
Oom Reinder draaide zich om, bekeek Trijntje uitvoerig en zei hoofdschuddend : 'Zo, ik zie dat de kleine meid inmiddels groot is geworden? Hoe oud ben je nu Trijntje : 17, 18?' 'Bijna 20, oom Reinder. Bijna net zo oud als toen u naar Amerika ging.' Oom keek bedenkelijk. 'Twintig? Verdomd, je hebt gelijk. Het was net voordat jij werd geboren.' Hij keek naar zijn zuster en zijn zwager en peinsde : 'Waren jullie toen maar met me meegegaan, dan had het er allemaal veel beter voorgestaan.' Hinke boog het hoofd, ze kon haar spijt over deze gemiste kans nog altijd niet verkroppen. Maar haar vader reageerde nors : 'Gedane zaken nemen geen keer!' Daarmee leek voor hem de kous af. Maar Trijntje bleef hem aankijken en dwong hem tot een betere verklaring. 'De smederij. Ik wou de smederij niet opgeven. En in Amerika hebben ze geen behoefte aan een eenvoudige smid, want alles komt daar uit de fabriek, toch, Reinder?' Haar vader schonk hen beide nog eens vol. 'Maar Bindert, je had toch ook schilder kunnen worden, net als ik. Of timmerman? Bijna alle huizen zijn daar van hout. Werk genoeg, dat kun je hier niet zeggen!'
'Mijn opa was smid, mijn vader was smid en dus ben ik smid. Smid ben ik en blijf ik, zolang ik leef.' Haar vader leegde zijn glas in één keer en schonk nog maar eens in. Smid? Bedoelde haar vader niet gewoon drankorgel? Trijntje durfde haar gedachten echter niet uit te spreken.
Oom schudde zijn hoofd. 'Ik snap je niet, ik heb nu 10 schilders voor me aan het werk. Ik doe nu alleen nog de papierwinkel.'
'Papierwinkel!' smaalde Bindert. 'Een volwassen kerel en dan... papierwinkel!' Reinder haalde zijn schouders op en wendde zich opnieuw tot Trijntje. 'Wat doe jij voor de kost Trijntje? Je hebt toch wel werk?' Trijntje zuchtte. 'Nee oom, hier in de veenderij is geen werk, niemand kan hier een huishoudster of dienstmeid betalen. Ik help in de zomer in de turf, maar dat is erg zwaar en betaalt heel slecht. Zelfs de veenbazen in Gorredijk kunnen zich tegenwoordig nauwelijks nog personeel veroorloven. Ik weet het ook niet meer.'
Maar eigenlijk wist ze het wél! Nú zou ze haar kans moeten grijpen. Nú zou ze het moeten zeggen. Ze keek haar oom recht in de ogen en sprak nadrukkelijk : 'Oom Reinder, kan ik niet bij ú werken, als huishoudster?'
Verrast keek hij haar aan, maar voordat hij iets kon zeggen was Hinke al uitgevaren. 'Jij naar Amerika? Hoe krijg je het in je hoofd! En wij dan? Laat je ons hier dan zomaar achter? Denk je weer eens alleen aan jezelf?'
'Aan wie moet ik anders denken' begon Trijntje, maar opnieuw viel haar moeder uit : 'Helemaal naar Amerika, meid, wat bezielt je! Bindert! Zeg jij eens wat!'
Trijntje zag haar vader opschrikken nu iedereen ineens naar hém keek. Hij kwam niet verder dan 'Ja, wat bezielt je?'
'Willen jullie het echt weten? Ik zal het jullie vertellen. Ik wil wég hier. Wég uit deze armoede. De veenbazen, ja die hebben het wel goed! Zie ze 's zondags vooraan in de kerk zitten met hun vrome gezichten, maar hoe de arbeidersgezinnen rond moeten komen interesseert hen geen barst. En ....'
Hinkes gezicht was bleker en bleker geworden. Ze greep naar haar hoofd en schudde het heen en weer. 'Och Vader in de hemel, vergeef het haar!'
Maar Trijntje was nog niet klaar : 'Vergeven? Wat valt er te vergeven? Ik vertel de waarheid en dat wéét u! Maar niemand hier wil de waarheid horen. En daarom wil ik weg! Oom Reinder, neemt u me mee naar Chicago?'

Lees verder op pagina 2




Opmerkingen? Foutje gevonden?   Opmerkingen?
Meld het via het reactieformulier!