Femme en de poepstoel
Oordeel niet over iemand voordat je 2 weken in zijn mocassins hebt gelopen - Sioux indianen.
Uit : 't Wold IV door Lute Bouwer, 1999 Meppel
Het verhaal over Femme en de poepstoel is geen mooi verhaal. In mijn jeugd kwam ik op weg naar mijn speelkameraadje, Lina Knol, altijd langs de woonboot waar Jouk en Femme woonden. Iedereen noemde Jouk bij de bijnaam 'Roogies'.
Jouk Roogies en Femme hadden ook nog een zoon thuis, Wieger heette die. Wieger was de oudste zoon en gek op jonge katten. Moest één van de katten jongen, dan deed ze dat steevast in het bed van Wieger, die vervolgens enige weken naast zijn bed sliep. Twee keer per jaar moest Wieger in de tobbe, en dan was het feest aan de Lake. Omdat hij dit niet gewoon was, schreeuwde hij als een varken en alle buurkinderen kwamen kijken. Verder was hij een verwoed roker. Voor een sigaret zong hij alles bij elkaar. Zijn geliefde tabak was 'euizoad' (hooizaad).
Ook hadden ze nog een dochter Neeltie, maar die was uit de ouderlijke macht ontzegd.
Eigenlijk heette Jouk, Jacob de Ruiter die getrouwd was met Femme de Dood. Voor zover ik weet, waren beiden uit Steenwijk afkomstig. Van de vele kinderen die ze ooit hadden, waren er in 1940 nog twee over. Sommige mensen die ik sprak, hadden het zelfs over achttien kinderen. Het merendeel stierf als baby, volgens oud-buren. De zeer dikke Femme drukte de kleintjes zo dicht tegen zich aan, dat ze stikten. Op de arm nam ze de kinderen overal mee naar toe. De baby kon dan, evenals bij een kangoeroe, de gehele dag drinken.
Ook 's avonds bij het 'oam'dproaten' (avondpraten = 's avonds op visite gaan) ging het kind mee.
Als de familie dan om middernacht aangeschoten huiswaarts keerde, was ook de baby de klos.
Werken deden ze nooit. Maar dat zullen ze ook wel niet gekund hebben, want het is moeilijk oordelen over andermans lichaam. De gehele familie was 'armlastig' en werd door de gemeente Steenwijkerwold en de armenvoogdij van Scheerwolde onderhouden. Zo kregen ze in 1926 een woonbok van de gemeente Steenwijkerwold, omdat ze onder de blote hemel sliepen. Door de armenvoogdij van Scheerwolde werden er gelden voor de aankoop van huisraad beschikbaar gesteld. Dit geld werd in de vorm van dekens en bedden geschonken. Jouk en Femme waren een paar zwaar bevuilde drinkebroers, die je geen contant geld moest geven.
Met name Femme was te vies om aan te pakken. Alleen dat was mij nog niet goed opgevallen, want ik kreeg van Femme altijd een 'geel' pepermuntje. Geel van de rook en van het smeer, maar ik vond het lekker. Ze stookten op turf en stobben en deze laatste stonken en walmden vreselijk.
Femme was moeilijk ter been en daar hadden Jouk en Wieger een mooie oplossing voor gevonden. Ze haalden uit een rieten leunstoel een gedeelte van de zitting weg. Nu hoefde Femme de broek nooit meer uit te trekken en de behoefte viel zo in de pot; een hele uitvinding voor die dagen. Jouk kiepte dan de pot uit het raam en je moest er op dat moment niet juist langs komen, want dat was niet lekker. Femme was erg dik en min of meer vergroeid met de leunstoel (poepstoel). Ook was ze voor die tijd erg sexy gekleed, een heel groot hemd dat ook over de stoel heen hing. Dit enige, overigens diep uitgesneden kledingstuk hield lichaam, stoel en pot enigszins buiten beeld. Met haar blote voeten steunde ze op een grote stoof, wat soms aanblik bood tot een niet al te fraai vergezicht.
Femme had ook opzienbarende nagels, die Jouk met knijptang knipte. Deze drie centimeter lange nagels leken nog het meest op de tenen van een schaap, volgens de buurtbewoners.
Doordat 'de bok' (de woonboot) door de inpoldering op het droge was komen te liggen, zakte hij op den duur helemaal scheef. Daardoor zakte ook de gammele opbouw van de bok scheef. Behalve kinderen waagde zich niemand in het stinkende hol.
Wanneer je Wieger of Jouk met de volle schoudertassen zag lopen, dan zaten daar gegarandeerd flessen met drank in. De mensen in de streek, maar vooral de buren ergerden zich kapot aan dit vuile stel.
Nog te meer omdat vader en zoon zich regelmatig vergrepen aan de toen nog aanwezige jongste dochter Neeltie van zestien jaar.
Ook de daar in de buurt werkende 'werklozen' uit Rotterdam was dit een doorn in het oog. Ten lange leste werd Neeltie door de politie uit de woonbok gehaald en ondergebracht bij Berend en Geessien Knol. Daar werd ze goed gewassen en weer op krachten gebracht.
Uiteindelijk werd ze ondergebracht bij een pleeggezin in Paasloregel. Het zat het meisje niet mee, want op zestienjarige leeftijd werd ze gebeten door een hond. Vanwege infectie werd haar later een been afgezet en na korte tijd overleed het arme kind aan deze infectie.
In 1941 strijkt de armenvoogdij van Scheerwolde zich nog eens met de hand over het hart en zorgt voor 1500 baggerturven. Officieel hadden ze dat niet hoeven te doen omdat de armengrens door de drooggevallen inpoldering inmiddels verlegd was van de Scholtensloot naar de Woldlakeweg.
Door de inundatie in 1944/1945 kwam de inmiddels zo lek als een mandje zijnde woonbok van de familie in gevaar.
Men besloot derhalve de familie te evacueren. Doordat Femme niet uit de stoel kon en te vies was om aan te pakken, werden de deuren en ramen uit de bok gesloopt. Men kon toen een ladder onder 'de poepstoel' schuiven. Zo werd Femme met de schapenagels op de wagen gezet. Op een landbouwwagen met twee paarden er voor werden Jouk, Femme op de poepstoel en Wieger naar 'De Voorzienigheid' in Steenwijkerwold gebracht.
De optocht was te vergelijken met het programma 'De Stoel' van Rick Felderhof. Op 't Wold werd Femme voor het eerst gewassen na eerst een tijdje geweekt te hebben.
Na het 'opschonen' werden ze naar het armenhuis in Steenwijk gebracht. Na enige tijd overleed Jouk en daarna Femme.
Wieger leefde nog geruime tijd en tijdens mijn schooltijd in Steenwijk zag ik Roogies nog wel eens lopen.
Foutje gevonden? Opmerkingen? Meld het via het reactieformulier! |