Een verloren zoon


betreft: Jappie Ruiter
 
Mijn vader en ik hadden afgesproken om er na de kerstdagen samen op uit te trekken naar (de omgeving van) Tijnje, waar hij me van alles zou laten zien uit zijn jeugd. We hadden elkaar veel te vertellen sinds ik pasgeleden het contact had hersteld dat door de scheiding van mijn ouders in 1968 was verbroken. Ik was op bezoek bij hem in het ziekenhuis omdat hij de volgende dag een longonderzoek zou ondergaan. Hij kampte al geruime tijd met benauwdheid en kortademigheid.
Op de avond ná het onderzoek is mijn vader plotseling overleden en zo kwam er van onze afspraak niets terecht. Al die verhalen over zijn jeugd, ik zou ze nooit meer van hemzelf kunnen horen. Het volgende verhaal moest ik zelf schrijven vanuit mijn eigen herinneringen, aangevuld met wat mijn moeder nog wist.


Toen de Duitse legers in mei 1940 ons land binnenvielen was mijn vader nog maar net 17 jaar - veel te jong om opgeroepen te worden voor het Nederlandse leger. Hij kon zijn schriftelijke cursus radiomonteur/electronica 'gewoon' afmaken, slaagde en kreeg werk bij Beenen in Gorredijk als electricien, destijds dé winkel voor radio's, wasmachines e.d. voor de wijde omgeving. (Overigens bestaat dit bedrijf nog steeds; het is nu gevestigd in Heerenveen en Emmen).
Mijn vaders persoonsbewijs dateert uit deze tijd :




Vanaf april 1942 begon de bezetter al of niet werkloze arbeiders op te roepen teneinde deze te laten werken in de Duitse oorlogsindustrie, de zgn. "arbeitseinsatz". De oorlogsinspanningen vereisten een masale inzet van goedkope arbeidskrachten, ook al omdat de eigen werknemers in groten getale in het Duitse leger werden opgeroepen.
Mijn vader behoorde tot de eerste lichting dwangarbeiders en is vermoedelijk in de vroege zomer van 1942 naar Duitsland afgereisd en kwam in Osnabrück terecht. Hij zelf heeft nooit veel verteld over deze periode. We vermoeden dat hij in een munitiefabriek te werk is gesteld. Zijn baas was een zekere Kansi, die zich het lot van de ontheemde jongemannen aantrok en daar waar het kon probeerde hun leef- en werkomstandigheden te verbeteren. Want de dwangarbeiders werden in het algemeen zeer slecht behandeld. Zo nodigde hij zo nu en dan enkele jongens bij hem thuis uit om te komen eten. Zelf hadden de Kansi's drie zonen gehad, maar één ervan was al vóór de oorlog op zeven-jarige leeftijd overleden. De andere twee dienden in het Duitse leger waarvan één aan het Oostfront.

      In mei 1943 mocht mijn vader voor korte tijd terug naar Nederland en besloot niet meer terug te keren, maar onder te duiken. Het ouderlijke huis in Tijnje leende zich daar goed voor. Het huisje lag iets van de weg en in de lege veenpolder was alle activiteit van Duitse militairen of politie in een vroeg stadium zichtbaar. Bij onraad kon hij zo via de achterdeur de hooilanden in vluchten, daar was genoeg gelegenheid om je te verstoppen.
Aan het eind van de oorlog sloot mijn vader zich aan bij de Binnenlandse Strijdkrachten. Daarvan heb ik in zijn nalatenschap het volgende gevonden:



Mijn vader was blijkbaar ingedeeld bij de Kustwacht, Peleton B II, Sectie III in Makkum en gerechtigd tot het dragen van een stengun, dat was een machinepistool dat veel in het verzet gebruikt werd.

      Zo was de Tweede Wereldoorlog voorbij gegaan en kon iedereen proberen het gewone leven weer op te vatten. Mijn vader en moeder huwden kort na de oorlog. De wens om de familie Kansi nog eens op te zoeken bleef aanwezig en toen ze eens een keertje aan het kamperen waren in de buurt van Osnabrück besloot mijn vader er samen met mijn moeder heen te gaan; hij wist het oude adres te vinden en hoopte maar dat ze er nog zouden wonen.
      De familie Kansi had na de oorlog hun zonen niet levend teruggezien. Eentje was gesneuveld en lag bij Osnabrück begraven, van de zoon aan het Oostfront was nooit meer iets vernomen. De hoop dat hij nog in leven zou zijn en de onzekerheid over zijn lot hadden de Kansi's uiteindelijk doen besluiten om een waarzegster te bezoeken. Deze had hun medegedeeld dat hun verloren zoon terug zou komen : op een dag zou er een auto voor hun huis stoppen, er zou een man uitstappen en naar de voordeur lopen, terwijl de vrouw in de auto zou blijven zitten wachten.
      Mijn vader had het adres al gauw gevonden en had, omdat hij de kans klein achtte dat de familie nog op hetzelfde adres zou wonen, tegen mijn moeder gezegd dat ze maar even in de auto moest blijven wachten.
We kunnen ons maar ten dele voorstellen welke emoties er door de Kansi's heen gingen toen zij het tafereel dat de waarzegster had beschreven, voor hun ogen werkelijkheid zagen worden. Maar de plotselinge hoop en verwachting op het weerzien met hun zoon was van korte duur. De teleurstelling moet verschrikkelijk zijn geweest. En toch was het een soort verloren zoon die zo plotseling voor hun stond. Het was een emotioneel weerzien, mijn moeder vertelde me dat mevrouw Kansi helemaal overstuur was.

      In de jaren die volgden bleef mijn vader contact houden met de familie Kansi en in de zomer van 1959 waren wij met ons vijven uitgenodigd voor een bezoek - ik was net vijf jaar geworden die lente. Ik herinner me hun huis als een soort bovenhuis en het was in de buurt van een heleboel spoorlijnen. Ik herinner me dat in die jaren de oorlogsschade nog lang niet overal was hersteld. Overal in steden en dorpen zag je nog lege plekken in de bebouwing. Maar oorlog was nog iets wat ik me niet kon voorstellen.
De heer en mevrouw Kansi waren al die tijd in hun huisje blijven wonen : een kleine (donkere) huiskamer met daarin prominent twee grote portretfoto's - twee ernstig kijkende jongemannen in het uniform van de Duitse Wehrmacht. De ouders Kansi hadden de hoop dat hun enig overgebleven zoon terug zou keren nog altijd niet opgegeven. Misschien werd hij achter het IJzeren Gordijn vastgehouden als krijgsgevangene en was hij later in Rusland getrouwd? NASCHRIFT 27/6/2012

Het maakte op mij als vijfjarig jongetje allemaal een grote indruk, al begreep ik het fijne er natuurlijk niet van.
Ik herinner me ook vooral mijn moeder, zij had het zichtbaar lastig in deze situatie. Aan de ene kant kon ze het verdriet van de ouders over hun verloren zonen goed begrijpen maar aan de andere kant had ze genoeg van de Duitse soldaten meegemaakt om daar anders tegenaan te kijken.
De Kansi's waren vooral heel hartelijk en gastvrij, en ze verwenden ons met kado's. Ik kreeg een prachtige speelgoed-boot die je met een sleuteltje in de schoorsteen op kon winden waarna het een hele tijd uit zichzelf ging varen. Je kon ook nog het roer bewegen, zodat hij in een cirkeltje voer. Ik vond het fantastisch en al gauw was er een tobbe vol water op de binnenplaats beneden neergezet zodat ik eindeloos met de boot kon spelen. Gelukkig is hiervan een foto bewaard gebleven :


      Stond mijn moeder heel gereserveerd tegenover de Duitsers, mijn vaders houding was anders. Hij zag ze waarschijnlijk meer als slachtoffers van Hitlers waanzin dan als werkelijke aanstichters van het kwaad. Als technicus had hij groot ontzag voor de technische ontwikkelingen, vooral op het gebied van de electronica.  We kochten in die tijd vooral Duitse producten : een televisie van Graetz, een Taunus auto. Ook gingen we bij voorkeur naar Duitsland op vakantie. Mijn vader had duidelijk 'iets' met Duitsland.
Opvallend aan mijn vader vond ik ook altijd zijn gebruik van Duitse stopwoordjes en uitdrukkingen. Daarvan zijn me bijgebleven :
Ach Du Liebe! 
Mensch!
Blötsinn!
Quatsch!
En nu is het Schluß!




Opmerkingen? Foutje gevonden?   Opmerkingen?
Meld het via het reactieformulier!