Het leenstelsel




Klik op foto voor groter formaat
Het leenstelsel of feodale stelsel voert terug tot in de Karolingische tijd (circa 650‒850). Bijna alle in die tijd aanwezige boerderijen waren feodale goederen, eigendom van grootgrondbezitters.
De heren die de macht hadden verworven, omringden zich met vertrouwelingen aan wie zij militaire en bestuurlijke taken toevertrouwden. Hun beloning bestond uit grond, die zij als leenman in leen kregen. Geleidelijk werd het in leen hebben van onroerend goed gelijk gesteld aan het in eigendom bezitten en werden de leengoederen o.a. via vererving steeds verder uitgesplitst en kwamen delen in bezit van families waarvan de band met een oorspronkelijke leenman van adel niet meer te herkennen was. Veelal waren het burgemeesters, dominees, rijke kooplieden en regentenfamilies uit de grote steden.

De leenheer bood zijn leenmannen bescherming; als tegenprestatie moesten de leenmannen het gezag van hun heer erkennen (de 'leeneed') en hem trouw beloven ('hulde doen'). In de oorspronkelijk opzet was er bij de 'leenverheffing' ook de verplichting tot het leveren van een eenmalige materiële prestatie, het 'heergewaad'. Onder heergewaad verstond men in de feodale samenleving een militaire uitrusting zoals paard en maliënkolder die de nieuwe leenman van zijn heer moest kopen om hem te hulp te snellen bij een militaire dreiging. Vanaf de veertiende eeuw werd dit vervangen door de betaling van een vast bedrag.

De leenmannen konden op hun beurt, met toestemming van de heer, hun leengoederen opnieuw aan derden belenen. Zo werd de leenman leenheer en de nieuwe bezitter zijn leenman.
Tenslotte kon een leenman het leengoed verpachten aan zgn. 'laten', dat waren de boeren die de grond bewerkten. Een gedeelte van de opbrengst moesten zij afstaan aan hun leenman, die op zijn beurt een jaarlijks bedrag aan de leenheer moest betalen, de zgn. 'tijns'. Deze werd vaak in natura voldaan (zakken graan, biggen, etc.)

Hulder
Minderjarigen en vrouwen werden 'onmondig' beschouwd en moesten zich laten vertegenwoordigen door een voogd die als 'hulder' optrad, een plaatsvervanger. Als de beleende persoon of instantie een priester, kloosterorde, invalide, minderjarige of vrouw was, kon men niet verwachten dat die ten strijde trokken. In zo'n geval moest een andere mannelijke leenman als 'hulder' aangewezen worden die de leeneed aflegde en in geval van oorlog zelf ten strijde trok.

Verkoop van leengoederen
Leengoederen konden ook verkocht worden, maar alleen met toestemming van de leenheer. De nieuwe eigenaar moest namelijk ook leenman worden en trouw zijn aan de leenheer. De nieuwe leenman moest ook een vrij en aanzienlijk persoon zijn, gerechtigd en in staat om te vechten, net als de vorige leenman, de verkoper.





    vorige    volgende 

De familie Ruyter is in de loop der eeuwen met verschillende lenen beleend. In de komende tijd zal ik de leengoederen afzonderlijk beschrijven.

Een overzicht van de Ruyter-leengoederen

Korte beschrijving van het leenstelsel



Stamboom Hanze Ruyters


Overzicht artikelen


Overzicht aktes


Mogelijke afstammingslijn


Veelgebruikte links


Gebruikte bronnen