Kinderloos - maar toch prima ouders...


 
Wietze Visscher stuurde me onlangs het volgende verhaal dat ik iets heb aangepast voor mijn website.
Zijn grootvader Bonne Schuurman blijkt te zijn opgevoed door het in onze stamboom als kinderloos aangeduide echtpaar Hendrik Reinders de Ruiter en Grietje Bockes Schuurman.
In de genealogie lijken kinderloze echtparen niet zo interessant, want daar stopt de stamboom immers. Maar we vergeten wel eens dat ze in hun leven hele belangrijke rollen op zich kunnen nemen. Dit verhaal is daar een mooi voorbeeld van.


Surhuisterveen in het begin van de vorige eeuw.

Grietje Bockes Schuurman had ondermeer een broer Sieger en een zuster Elizabeth. Hun moeder leed voor haar overlijden al geruime tijd aan TBC. Het was een zeer armoedig gezin. Deze Sieger had meerdere kinderen, waaronder een zoon Bonne en een dochter Lutske. Omstreeks 1908 was Bonne eens een keer op bezoek bij zijn tante Griet en oom Hendrik waar hij een paar dagen verbleef. Hij werd daar ziek en is daarna enige weken bij zijn oom en tante gebleven om beter te worden. Toen deze hem weer naar zijn ouders brachten werd er thuis gezegd: 'je mag hem wel houden'.

Hierop hebben oom Hendrik en tante Griet Bonne weer meegenomen naar Surhuisterveen, waar ze toen woonden. Daar woonden ook de zus van tante Griet, Elizabeth Bockes Schuurman en haar man Jan Hendriks Visser. Zij waren ook kinderloos en vonden het interessant dat haar zuster Bonne in huis had genomen. In het begin verbleef mijn opa dan weer enige weken bij oom Hendrik en tante Griet en dan weer bij tante Beth en oom Jan. Toen de zuster van mijn opa, Lutske Schuurman uiteindelijk werd 'uitbesteed' bij tante Beth en oom Jan kwam daar in 1910 een einde aan en bleef mijn opa definitief bij tante Griet en oom Hendrik.

Er was wel wat standsverschil tussen de beide gezinnen. Oom Hendrik was wagenmaker en had een eigen bedrijf. Tante Griet dreef een kruidenierszaak aan huis (Surhuisterveen), verhuurde rouwartikelen en verzorgde begrafenissen. Oom Jan en tante Beth hadden een touwslagerij in Surhuisterveen met een aantal personeelsleden. Zij waren de rijkste en drongen er bij tante Griet en oom Hendrik op aan om mijn opa naar de ambachtschool te sturen. Die vonden dat echter niet nodig (te duur) en konden het geld dat mijn opa inbracht op 13-jarige leeftijd, hij werkte toen bij de zuivelfabriek in Augustinusga - waar hij elke dag lopend vanuit Surhuisterveen naar toe ging - goed gebruiken.

Wij vermoeden dat mijn opa tot aan zijn dienstplicht (ongeveer 1920) bij tante Griet is gebleven. Er gaat ook een verhaal rond dat mijn opa al eerder is weggegaan (Ongeveer 1918/1919) en ongeveer een jaar met een stoomcarousel van kermis naar kermis reisde.




Opmerkingen? Foutje gevonden?   Opmerkingen?
Meld het via het reactieformulier!